Update 2016 : Wat verandert er voor uw vermogen en uw onderneming?

Update 2016 : Wat verandert er voor uw vermogen en uw onderneming?

Een nieuw jaar is begonnen. Een nieuw jaar brengt niet alleen goede voornemens. Ook op fiscaal en juridisch vlak staan er heel wat wijzigingen op til. Hierna vindt u een overzicht van de belangrijkste topics voor uw vermogen en uw onderneming.

Een nieuw jaar is begonnen. Een nieuw jaar brengt niet alleen goede voornemens. Ook op fiscaal en juridisch vlak staan er heel wat wijzigingen op til. Hierna vindt u een overzicht van de belangrijkste topics voor uw vermogen en uw onderneming.

1. Verlaging schenkbelasting op onroerend goed

Het Vlaams gewest verlaagde op 1 juli 2015 de tarieven van de schenkbelasting op onroerende goederen. In navolging van het Vlaamse Gewest hebben nu ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest hun tarieven herzien en de schenkingsrechten verlaagd.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de Vlaamse regeling quasi identiek overgenomen. Een bijkomende verlaging voor energiezuinige renovaties of verhuur van kwaliteitsvolle woningen, met conformiteitsattest, verhuurd voor een periode van minimum negen jaar, worden niet mee overgenomen.

Ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de tarieven toegepast per schenker en per begiftigde en bestaan er nog slechts twee tariefschijven. Wel moet men rekening houden met de toepassing van het progressievoorbehoud voor de schenkbelasting (nieuwe schenking van onroerend goed binnen de drie jaar). Het progressievoorbehoud voor de erfbelasting is afgeschaft.

De Waalse decreetgever is minder gul geweest. De tariefschijven zijn aangepast en de tarieven werden enigszins verlaagd.

Hier vindt u een overzicht van alle tariefschijven voor een schenking van onroerend goed.

2. Erfbelasting op verzekeringsgiften

Wij hebben reeds eerder uitvoerig bericht over de nieuwe standpunten van de Vlaamse Belastingdienst inzake de fiscale behandeling van zogenaamde verzekeringsgiften. Het nieuwe standpunt treedt in werking op elk overlijden vanaf 1 maart 2016. Het nieuwe standpunt houdt wel niet in dat elke verzekeringsgift automatisch wordt belast met erfbelasting. Er zijn een aantal mogelijkheden om toch nog te ontsnappen aan de erfbelasting. Wij sommen ze hier voor u op.

Ook inzake andere verzekeringsconstructies heeft de Vlaamse Belastingdienst een aantal standpunten ingenomen. U kunt ons steeds contacteren indien u hierover meer informatie wenst.

3. Nieuwe fiscale regularisatie in zicht

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een wet die in de nabije toekomst de fiscale regularisaties zal beheersen. Initieel zou de nieuwe regeling van kracht zijn vanaf 1 januari 2016, maar bevoegdheidsproblemen hebben ervoor gezorgd dat de uiteindelijke inwerkingtreding enkele maanden vertraging zal oplopen.

Behoudens onverwachte, maar niet uit te sluiten (veranderingen - het gaat immers om een voorontwerp van wet -, ziet het er naar uit dat het toekomstige wetgevend kader inzake fiscale regularisaties in grote mate geïnspireerd zal zijn op zijn voorganger, u wellicht bekend als de zogenaamde ‘regularisatie ter’-regeling. Meer informatie vindt u hier.

4. Melding buitenlandse bankrekeningen bij CAP

In de veronderstelling dat de aangifteplicht voor buitenlandse rekeningen tot op heden telkens correct vervuld werd, moet u voor wat betreft aanslagjaar 2016 (inkomstenjaar 2015), enkel die buitenlandse rekeningen melden bij het CAP die ofwel na 31 december 2014 geopend en/of afgesloten werden ofwel waarbij een decumul van inkomsten van de ouders en het kind - dat houder of medehouder is van de betrokken buitenlandse rekening - na 31 december 2014 heeft plaatsgevonden.

Voornoemde mededeling moet voorafgaand aan - of ten laatste gelijktijdig met - het indienen van de aangifte in de personenbelasting (AJ 2016) plaatsvinden. Onder ‘buitenlandse rekeningen’ worden niet alleen de klassieke zicht- en spaarrekeningen begrepen, maar ook onder meer termijnrekeningen, effectenrekeningen, rekeningen verbonden aan een hypothecaire lening, etc.

5. Automatische internationale gegevensuitwisseling wordt de regel

De jaren 2015, 2016 en 2017 zullen in het geheugen gegrift staan als de periode waarin internationale gegevensuitwisseling inzake financiële en fiscale aangelegenheden een vlucht nam. Waar voorheen automatische gegevensuitwisseling slechts uitzonderlijk plaatsvond, wordt dit in principe de regel met betrekking tot onder andere buitenlandse beroepsinkomsten, levensverzekeringen, pensioenen, tantièmes, bezoldigingen, onroerend inkomen, saldi en vermogensverschuivingen op allerhande buitenlandse rekeningen, de identiteit van de uiteindelijke begunstigden van vennootschappen en entiteiten, de identiteit van de eigenaars van onroerend goed,...

Het gros van deze gegevensuitwisseling vindt plaats in het kader van de verruimde Europese Bijstandrichtlijn (DAC II), FATCA en CRS. Ondertussen engageerden al meer dan 60 landen zich om deze CRS te implementeren, waaronder naast alle EU-lidstaten (DAC II) ook staten zoals Liechtenstein, Zwitserland, Monaco en Singapore, en zogenaamde belastingparadijzen als de Kaaimaneilanden en Panama. Daarbovenop maakten bijna 30 andere landen al bekend zich te zullen aansluiten bij het OESO-initiatief.

6. Kaaimantaks: transparante belasting bij begunstigde van buitenlandse juridische constructies

De kaaimantaks, een doorkijkbelasting ingevoerd bij programmawet van 10 augustus 2015 beoogt de inkomsten van bepaalde entiteiten, die al dan niet uitgekeerd worden, te belasten in hoofde van de (vermoedelijk) begunstigden. De werking van de kaaimantaks wordt aangeschroefd door het begrip ‘juridische constructies’ - waarvoor een aangifteplicht werd ingevoerd vanaf aanslagjaar 2015 (inkomstenjaar 2014) - gevoelig uit te breiden. Voortaan worden buitenlandse entiteiten met rechtspersoonlijkheid (bv. offshore vennootschappen of stichtingen) of zonder rechtspersoonlijkheid (bv. trusts) die niet aan de inkomstenbelasting zijn onderworpen, of onderworpen zijn aan een inkomstenbelasting die minder dan 15% bedraagt, geviseerd. Voor deze 15%-grens wordt niet gekeken naar het nominale tarief in het buitenland, maar wel naar de effectieve belasting betaald ten opzichte van de belastbare basis (bepaald volgens Belgische regels).

Waar voorheen de ‘oprichters’ en ‘potentieel begunstigden’ meldingsplichtig waren, zijn dit voortaan ‘de oprichters en bepaalde derden’. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het begrip ‘oprichter’ uitgebreid werd en dat enkel derden die daadwerkelijk een voordeel ontvangen, meldingsplichtig zijn.

Voor de toepassing van de kaaimantaks wordt abstractie gemaakt van het bestaan van de entiteit in kwestie (transparantie) en worden de inkomsten in hoofde van de begunstigden belast alsof laatstgenoemden deze rechtstreeks ontvangen hadden. Het bestaan van voornoemde entiteiten wordt echter niet genegeerd wanneer uitkeringen gebeuren naar aanleiding van de ontbinding van de entiteit of de overdracht van haar activa zonder dat hiervoor een gelijkwaardige tegenprestatie wordt verkregen. Dergelijke uitkeringen worden belast als dividenden (27%) in de mate dat het bedrag van de ingebrachte activa reeds hun belastingregime hebben ondergaan, overschreden wordt.

7. Vlaamse rulingdienst

Sinds 14 augustus 2015 is het mogelijk om bij de ‘bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie’ (de Vlaamse evenknie van de federale Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken) een aanvraag tot voorafgaande beslissing (een ‘ruling’) in te dienen. Kort gesteld, bevestigt de fiscale administratie in een ruling hoe zij een bepaalde situatie of handeling fiscaal zal behandelen voordat deze effectief plaatsvindt. Dit is interessant voor de belastingplichtige, omdat men op die manier fiscale zekerheid bekomt.

Initieel kon men enkel een ruling bekomen omtrent zuiver ‘Vlaamse’ aangelegenheden. Vanaf 15 september 2015 kan men echter ook zogenaamde ‘gemengde’ rulingaanvragen indienen. Omdat dergelijke rulings vereisen dat uitspraak wordt gedaan over zowel Vlaamse als federale aspecten (bv. erfpachtconstructies), werken de Vlaamse en federale bevoegde instanties hiervoor samen.

8. Liquidatiereserve

Deze nieuwe regeling (ook wel het ‘VVPRter-stelsel’ genoemd) die begin 2015 werd ingevoerd biedt KMO-vennootschappen de mogelijkheid om ieder jaar hun winst te boeken onder een afzonderlijke liquidatiereserve. Bij het aanleggen van de liquidatiereserve betaalt de vennootschap 10% vennootschapsbelasting. Indien deze reserve na verloop van vijf jaar wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders, dan zal hierop slechts een aanvullende roerende voorheffing van 5% verschuldigd zijn (bij een vroegtijdige uitkering bedraagt de aanvullende roerende voorheffing 15%, zodat de facto geen voordeel wordt bekomen).

Zodoende kunnen op termijn systematisch winsten worden uitgekeerd tegen een voordelig tarief van 15% (i.t.t. het huidige tarief van roerende voorheffing op dividenden van 25%). Gebeurt de uitkering in het raam van een liquidatie, dan blijft deze zelfs onbelast.

Merk op dat vanaf 1 januari 2016 het tarief van de aanvullende roerende voorheffing van 15% (bij uitkering van de liquidatiereserve vóór het verstrijken van de wachtperiode van vijf jaar) zal worden verhoogd naar 17%. Het tarief bij uitkering na vijf jaar blijft ongewijzigd op 5%.

9. Verhoging tarief roerende voorheffing

Vanaf 1 januari 2016 wordt het standaardtarief van de roerende voorheffing verhoogd van 25% naar 27% (en daarmee ook de corresponderende tarieven in de personenbelasting). Hierop blijven vier uitzonderingen behouden. Volgende categorieën blijven onderworpen aan een lager tarief:

- gedeelte van de interesten van spaarboekjes dat de vrijgestelde schijf overschrijdt;

- interesten op Leterme-staatsbons;

- dividenden van KMO’s onder het zgn. VVPRbis-stelsel;

- inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten.

Wat betreft de liquidatiereserve zal, zoals hierboven vermeld, enkel het tarief van de aanvullende roerende voorheffing van 15% (bij uitkering van de liquidatiereserve vóór het verstrijken van de wachtperiode van vijf jaar) worden verhoogd naar 17%.

Voor de reserves die destijds werden geïncorporeerd in het kapitaal op basis van het tijdelijk regime van de interne liquidatie (artikel 537 WIB) geldt eveneens een tariefverhoging naar 17% in geval van een (vroegtijdige) kapitaalvermindering tijdens de eerste twee jaar (of vier jaar in geval van een ‘grote’ vennootschap) na de inbreng.

10. Speculatietaks

Recent heeft de regering beslist om vanaf 1 januari 2016 een belasting te heffen op meerwaarden op beursgenoteerde financiële producten die particuliere beleggers realiseren wanneer ze die binnen de 6 maanden na aankoop deze effecten verkopen. De zogenaamde ‘speculatietaks’ is niet enkel van toepassing op de verkoop van aandelen, opties en warrants, maar eveneens op afgeleide producten zoals futures, sprinters en turbo’s. Meerwaarden op aandelen van beleggingsfondsen en converteerbare obligaties zijn dan weer vrijgesteld.

Voor wat de aandelen betreft die verkregen werden door schenking, wordt als aanvangspunt voor de termijn van 6 maanden het tijdstip van verkrijging door de schenker genomen. Aandelen verkregen door erfenis vallen dan weer niet binnen het toepassingsgebied van de speculatietaks.

De nieuwe regeling is van toepassing op meerwaarden op effecten verworven vanaf 1 januari 2016. Voornoemde meerwaarden worden afzonderlijk belast aan 33% en op deze heffing zijn geen gemeentelijke opcentiemen verschuldigd.

11. Uitbreiding “verdriettaks”

Het verdelingsrecht werd in Vlaanderen verhoogd naar 2,5%. Echtgenoten en wettelijk samenwonenden konden sinds 1 januari 2015 en onder bepaalde voorwaarden toch nog genieten van een tarief van 1%. De voorwaarden tot het bekomen van het tarief van 1% worden versoepeld.

De wijziging zal tot gevolg hebben dat elke verdeling of afstand tussen ex-echtgenoten die plaatsvindt na de echtscheiding (ongeacht de echtscheidingsvorm) van het verlaagd tarief van 1% kan genieten.

Het is dus bij een EOT (echtscheiding onder onderlinge toestemming) bijvoorbeeld niet langer vereist zijn dat de verdeling of afstand wordt geregeld in de regelingsakte. Een latere verdeling of afstand van een goed dat op het ogenblik van echtscheiding in onverdeeldheid is gebleven, zou eveneens mogelijk zijn aan het tarief van 1%, zelfs indien deze latere uitonverdeeldheidtreding niet uitdrukkelijk voorzien is in de regelingsakte zelf. Dit is een belangrijke vernieuwing en waarvan men in praktijk veel gebruik zal kunnen maken.

Ook bij een EOO (echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting) zou de verdeling of afstand nog kunnen plaatsvinden na de vereffening-verdeling m.b.t. een goed dat in het kader van de vereffening-verdeling in onverdeeldheid is gebleven.

Er geldt geen enkele termijn voor deze latere verdeling of afstand tussen ex-echtgenoten.

Voor wat de verdeling of afstand na beëindiging van de wettelijke samenwoning betreft, zou de termijn van één jaar waarbinnen de verdeling of afstand moet plaatsvinden, verlengd worden tot drie jaar. De vereiste dat de wettelijke samenwoning minstens één jaar moet geduurd hebben, blijft behouden.

De nieuwe regeling is in werking getreden op 1 januari 2016.

12. BTW bestuurdersvennootschappen

Tot voor kort konden bestuurders en zaakvoerders van vennootschappen, die deze functie via een vennootschap vervulden, ervoor opteren geen BTW aan te rekenen op hun vergoedingen. Alhoewel het wegvallen van deze keuzemogelijkheid aanvankelijk gepland was voor 1 januari 2015 (en later voor 1 januari 2016), zal zij nu worden ingevoerd zodat vanaf 1 april 2016 verplicht BTW zal moeten worden voldaan op bestuurdersvergoedingen betaald aan bestuurdersvennootschappen.

13. Vlaams Gewest: Geïntegreerde woonbonus: woonbonus niet langer voor enige woning, zolang ze maar eigen is

Vanaf aanslagjaar 2015 (inkomstenjaar 2014) zijn de gewesten bevoegd voor de belastingvermindering voor de eigen woning. Het gaat om de zogenaamde woonbonus als tegemoetkoming voor wie een hypothecaire lening afsloot voor de financiering van de enige en eigen woning.

De verschillende belastingvoordelen woonbonus, langetermijnsparen en gewone interesten zullen vanaf volgend jaar voor nieuwe leningen op Vlaams niveau definitief wegvallen en geïntegreerd worden in één enkele belastingvermindering. Zodoende zal er voor leningen die zijn afgesloten vanaf 1 januari 2016 nog slechts 1 enkele belastingvermindering voor de eigen woning overblijven waarbij een verhoging van de belastingvermindering mogelijk is indien het tevens om de enige woning gaat. De geïntegreerde woonbonus zal met andere woorden ook van toepassing zijn op tweede woningen.

Als de belastingplichtige vanaf 1 januari 2016 een lening afsluit voor de financiering van zijn eigen woning, die in aanmerking komt voor de nieuwe geïntegreerde woonbonus terwijl hij voor diezelfde woning nog een oude lening van vóór 2016 heeft lopen die in aanmerking komt voor de oude Vlaamse belastingverminderingen, dan zal hij een keuze moeten maken tussen het ‘oude’ systeem en de ‘nieuwe’ geïntegreerde woonbonus.

14. Hervorming vennootschaps- en verenigingswetgeving

In de loop van 2016 worden de eerste concrete voorstellen tot hervorming van de vennootschaps- en verenigingswetgeving verwacht. Op basis van wat momenteel bekend is, zou het aantal vennootschapsvormen herleid worden tot 4 (thans 18): de nv, de bvba, de cvba en de maatschap. Het aantal verenigingsvormen zou op zijn beurt herleid worden tot 1 (thans 6).


Cazimir Advocaten,

18 januari 2016.



Back to overview